Fotobewerking begon lang voordat computers gemeengoed waren. In de donkere kamers van fotografen werden beelden met ambachtelijke precisie aangepast. Met technieken als dodgen, burnen, airbrushen en dubbel belichten creëerden vakmensen sfeer, balans of dramatiek. De komst van digitale bewerking in de jaren tachtig vormde een revolutie die begon met eenvoudige pixelbewerking en uitgroeide tot krachtige, op AI gebaseerde software zoals Adobe Photoshop, GIMP, Affinity Photo en meer.
Analoge oorsprong
In het analoge tijdperk vond fotobewerking grotendeels plaats in de doka. Fotografen manipuleerden belichting met fysieke hulpmiddelen zoals kartonnetjes en wattenstaafjes om schaduwen lichter of donkerder te maken – het zogenaamde dodgen en burnen. Retouches gebeurden met fijne penseeltjes, waarbij ongewenste details op negatieven of afdrukken werden weggewerkt met verf of potlood. Montages en collages vereisten letterlijk knippen en plakken van foto-onderdelen, die vervolgens opnieuw werden gefotografeerd. Kunstenaars zoals Jerry Uelsmann experimenteerden met meervoudige belichting en lagen om surrealistische composities te maken, vaak met een niveau van technische complexiteit dat alleen met jarenlange ervaring bereikt kon worden.
De rest van dit artikel is alleen beschikbaar voor HCC-leden. Ben je HCC-lid? Om het gehele artikel te lezen dien je ingelogd te zijn. Nog geen HCC-lid? Word nu lid en kies je welkomstgeschenk!
Over de auteur
Marco Mekenkamp is eindredacteur van PC-Active. Dit 108 pagina's tellende magazine verschijnt elke twee maanden en is te koop in de winkel. Leden van HCC krijgen PC-Active zes keer per jaar thuisgestuurd als onderdeel van het HCC-lidmaatschap.