De laatste vijftig jaar zijn er enorm veel ontwikkelingen geweest op computer- en elektronicagebied. Een prachtig voorbeeld is beeldbellen. Wat tegenwoordig de normaalste zaak van de wereld is, kreeg in 1974 in Nederland voor het eerst vorm.
Als autoliefhebber bezocht ik vanaf 1987 elk jaar het Autotron in Rosmalen. Als techliefhebber werd dat jaarlijkse bezoek nog leuker toen in 1989 het Huis van de Toekomst geopend werd. Dit project van Chriet Titulaer had tot doel om mensen kennis te laten maken met nieuwe technologieën en een beeld te geven hoe een woning er in de toekomst uit zou komen te zien.
Een voor mij meest opvallende onderdeel binnen dat Huis van de Toekomst was niet het dak dat op stemcommando geopend en gesloten kon worden. Nee, het was de beeldtelefoon. Je kon van de ene kamer in het huis bellen met een andere kamer. Je kon niet alleen met elkaar spreken, zoals via de telefoon, maar elkaar ook zien op een klein beeldscherm dat kleiner was dan bij de huidige smartphones. Ik zag toen het nut er niet van in: waarom zou in met beeld willen bellen van de ene kamer naar de andere kamer?
Toch vinden we beeldbellen tegenwoordig de normaalste zaak van de wereld. Alleen gebruiken we het niet om in huis van de ene kamer naar de andere te bellen. Nee, de toepassing is veel breder. Maar hoe is het allemaal begonnen?
De bekende Franse auteur Jules Verne voorspelde in zijn roman Paris au XXe siècle de komst van beeldtelefonie:
Een toestel genaamd téléphote maakt het mogelijk om op afstand zowel beeld als stem te ontvangen, alsof men oog in oog spreekt met een persoon in een andere kamer. Een wonder van technologie dat opgeroepen wordt door licht en geluid over grote afstand.
Verne schreef Paris au XXe siècle rond 1860, maar het werk werd pas in 1994 gepubliceerd omdat de uitgever het te pessimistisch vond. Het verschreen in 1995 in Nederland onder de titel Parijs in de twintigste eeuw.
1936
Hoewel er een leuk Polygoon-filmpje is uit 1974, waarin een proef met beeldbellen in Nederland werd gedaan, moeten we terug naar 1936. In Berlijn staat dan in een postkantoor een cabine die meer weg heeft van een televisiemeubel dan van een telefoon. Je gaat zitten, neemt de hoorn op en ziet aan de overkant een ander gezicht oplichten. Het is een publiek experiment, een glimp van de toekomst. En toch blijft het daar lang bij: een belofte. In de decennia erna keert het idee telkens terug, zoals de Picturephone die Bell Labs in 1964 op de Wereldtentoonstelling in New York demonstreert. Maar het is duur en log. En vergeet vooral niet dat er geen internet is om het soepel te laten werken. Pas veel later, wanneer drie werelden op elkaar klikken – camera’s die goed genoeg zijn, codecs die slim genoeg zijn en netwerken die stabiel genoeg zijn – stroomt videobellen onze huiskamers binnen.
De rest van dit artikel is alleen beschikbaar voor HCC-leden. Ben je HCC-lid? Om het gehele artikel te lezen dien je ingelogd te zijn. Nog geen HCC-lid? Word nu lid en kies je welkomstgeschenk!
Over de auteur
Marco Mekenkamp is eindredacteur van PC-Active. Dit 108 pagina's tellende magazine verschijnt elke twee maanden en is te koop in de winkel. Leden van HCC krijgen PC-Active zes keer per jaar thuisgestuurd als onderdeel van het HCC-lidmaatschap.